Planten keren terug, bodemleven blijft achter: wat zegt dat?

Waarom wordt het ene perceel prachtig en komt de natuurontwikkeling op het andere maar niet van de grond? Kijken naar de chemische samenstelling zegt al heel wat, maar niet genoeg: het juiste bodemleven speelt een belangrijke rol. Terwijl ook dat bodemleven soms een verwarrend beeld geeft. We deden tijdens een onderzoek in IJhorst nieuwe inzichten op.

 

Welke voedingsstoffen zitten er in de bodem? Kijken naar de chemische samenstelling geeft inzicht in de kansen van een natuurperceel. Vaak wordt er vervolgens gestuurd op fosfaat: vooral voormalige landbouwpercelen zijn te fosfaatrijk voor natuurontwikkeling.

Maar die chemische samenstelling vertelt niet het hele verhaal. Die voedingsstoffen moeten namelijk ook voor planten beschikbaar gemaakt worden. En daarin speelt bodemleven een belangrijke rol. Dat is een ingewikkeld verhaal, zeker in natuurontwikkeling: een grote diversiteit aan planten heeft ook een complexe voedingsstoffenbehoefte.

De percelen in IJhorst

In 2020 hebben we onderzoek gedaan op twee graslandpercelen in de Lijerhooilanden nabij IJhorst (Reestdal op de grens van Overijssel en Drenthe). De twee percelen waren tot 2016 in (extensief) agrarisch gebruik. Eén perceel is puur zand het andere heeft deels wat inmenging van veraard veen. Sinds vier jaar worden de percelen één (in de droge jaren) tot twee keer (in ‘normale’ jaren) gehooid met lichte oude trekkertjes. Afhankelijk van de groei van het gras worden de percelen voorbeweid (in maart) en nabeweid (vaak tot in december/ januari) met pony’s. Op deze manier wordt er altijd maximaal geoogst en deels ‘overgeoogst’. Hierdoor valt er veel licht op de bodem en kunnen kruiden kiemen. Eigen paardenmest wordt met een ruige mestverspreider over de percelen uitgereden. Tijdens het opbouwen van de mesthoop wordt zeeschelpengrit en af en toe wat steenmeel (Actimin) gemengd om de sporenelementen aan te vullen. Op open plekken (veel molshopen) wordt autochtoon zaad ingebracht van nog missende soorten, deels verzameld in het Reestdal.

Veel fosfaat, weinig calcium en sporenelementen

Na vier jaar natuurgericht beheer zit er nog steeds veel fosfaat in de grond. Vanwege een lage calciumbeschikbaarheid komt dat fosfaat ook beschikbaar voor de vegetatie (calcium bindt fosfaat). Calcium kan laag op de CEC (kationenomwisselingscapaciteit, dat de zuurgraad buffert) aanwezig zijn. Ook blijkt de grond arm aan sporenelementen.

Wim Schippers (Aardewerk advies) heeft vegetatieopnamen gemaakt in 2020. De percelen bleken al goed in ontwikkeling van grassenmix naar graskruidenmix. Er groeien wel veel paardenbloemen en potentieel veel ridderzuring op een dichtgeslagen harde grond: dit bevestigt het beeld van de bodemchemie. Bijbehorend hadden de pony’s een magnesiumtekort (een lage calciumbeschikbaarheid zorgt voor weinig magnesium in de vegetatie). Dit is kenmerkend voor voormalige melkvee-landbouwgrond.

In deze hoek is het doorzaaien erg goed gelukt

Kruiden leggen het uiteindelijk af bij onontwikkeld bodemleven

De percelen waren veel kruidenrijker dan je op basis van chemie (fosfaat) zou verwachten. Om een beter beeld te krijgen heeft Datura Molecular Solutions een DNA-analyse gemaakt van het bodemleven, zowel op de percelen in IJhorst als op twee goedontwikkelde referentiepercelen die 20 jaar geleden uit intensief agrarisch gebruik zijn genomen. Vergeleken met de referentiepercelen blijven de percelen in IJhorst ook in bodemleven achter.

Kees van Bochove (Datura): “We zien dat oude, goedontwikkelde kruidenrijke graslanden een andere samenstelling van het bodemleven kennen dan jonge graslanden. Het bodemleven werkt in goed ontwikkelde graslanden beter met elkaar samen. Het bodemvoedselweb levert daarmee complexe voedingsstoffen aan de kruiden, die daarmee een voordeel krijgen ten opzichte van pioniers en grassen. In eerste instantie kunnen veel kruiden ontwikkelen nadat een akker of intensief beheerd grasland uit agrarisch gebruik gehaald is en eventueel ingezaaid met kruiden/kruidenrijk hooi. Echter, als de ontwikkeling van het bodemleven niet op gang komt dan kunnen de kruiden het op termijn afleggen tegen de grassen. Ik vermoed daarom dat je het bodemleven vooral nodig hebt voor een stabiel kruidrijksysteem, een systeem dat tegen een stoot kan.”

Bodemleven verder ontwikkelen

In de onderzochte Lijerhooilanden lijkt de kruidenrijkdom in stand gehouden te kunnen worden door het specifieke beheer, zonder dat het bodemleven volledig ontwikkeld is. Het is dus interessant om te zien hoe de vegetatie en het bodemleven op deze percelen zich gaan ontwikkelen, zeker gedurende vochtigere zomers waarin grassen concurrentiekrachtiger zijn dan tijdens de afgelopen droge zomers.

Tijd kan zomaar een bepalende factor zijn: mooie kruidenrijke graslanden zijn vaak al decennia in ontwikkeling. De vraag is dan of het lukt om snel genoeg een bodemleven te ontwikkelen/introduceren dat bijdraagt aan de instandhouding en ontwikkeling van de kruidenrijkdom. En hoe we de ontwikkeling van het bodemleven zo kunnen stimuleren dat deze bijdraagt aan de kruidenrijkdom. Het inzicht groeit, maar voorlopig is de puzzel nog niet opgelost. Het is een combinatie van gebruik (beheer), beschikbaarheid van zaden van doelsoorten én het bijbehorende bodemleven.