Begrippenlijst

In offertes, rapportages en andere publicaties gebruikt Adviesloket Bodem en Natuur de volgende definities.

BEGRIP

DEFINITIE

0-meting

Meting van de uitgangssituatie, voordat ingrepen, wijzigingen of verder onderzoek hebben plaatsgevonden.

Albrecht methode

Chemische bodemanalyse waarbij de potentiƫle productiviteit van een bodem wordt bepaald op basis van het onderscheid tussen direct oplosbare voedingsstoffen en aan organische stof en klei geabsorbeerde voedingsstoffen. De focus ligt hierbij op de balans tussen mineralen in de bodem.

Biologisch plant beschikbaar

Door het bodemleven organisch gebonden voedingsstoffen die in vraag en aanbod mechanismes in bodemnetwerken tussen plant en bodemleven worden uitgewisseld.

Bodem-balans analyse

Methode om de balans tussen mineralen en sporenlementen in de bodem te bepalen.

Bodembiologie

Al het leven in de grond, zoals wormen, larven, bacteriƫn, aaltjes en schimmels.

Bodemchemie

Chemische samenstelling van de bodem; de verhouding tussen de chemische componenten bestaande uit elementen en de processen hiertussen.

Bodemecosysteem

Het systeem van interacties tussen bodemleven, planten, en de fysische omgeving in de bodem.

Bodemleven

Zie Bodembiologie.

Bodemmineraal

Een bodemmineraal is een vast anorganische bodemdeeltje dat kan bestaan uit een kristallijn primaire mineraal, secundair kleimineraal of zout. In de praktijk worden ook de elementen waaruit het bodemmineraal is opgebouwd aangeduid met de term mineraal.

Bodem-plant-interactie

De interactie tussen plant, bodembiologie en bodemchemie.

Bodemstructuur

De bodemstructuur is de rangschikking en samenhang van de vaste gronddeeltjes in verhouding met lucht en water. De vaste gronddeeltjes bestaan uit mineralen en organische stof. De bodemstructuur wordt gecreƫerd door het bodemleven.

Bodemvitaliteit

Bodemvitaliteit is de toestand van de weerbaarheid van het bodemecosysteem (zie bodemweerbaarheid).

Bodemvruchtbaarheid

Bodemvruchtbaarheid is het vermogen van de bodem om een vegetatie van water en voedingsstoffen te voorzien. De mate van vruchtbaarheid wordt bepaald door de fysische, chemische en biologische eigenschappen van de bodem en de omgeving.

Bodem-waterbergend vermogen van de bodem

Capaciteit van de bodem om water te absorberen tot het niveau waarop het op maaiveld blijft liggen en plasvorming optreedt.

Bodemweerbaarheid

De bodemweerbaarheid is de natuurlijke weerstand en stabiliteit van het bodemecosysteem tegen interne en externe invloeden, bijvoorbeeld tegen een pathogeen of stikstofdepositie.

Bokashi

Gefermenteerd organisch materiaal dat ontstaat door aan een hoop vers organisch materiaal bacteriƫn, schimmels, ander bodemleven en een basisch mineraal toe te voegen. En deze vervolgens 8 tot 10 weken (langzaam) te laten fermenteren.

CEC

De kationenuiwisselingscapaciteit, afgekort tot CEC (Cation Exchange Capacity), is de capaciteit van de bodem om positief geladen ionen uit te wisselen met de bodemoplossing. Negatief geladen kleimineralen en organische stof deeltjes in de bodem trekken positief geladen ionen (als Ca2+, Mg2+, K+, Na+, H+ wn Al3+) aan.

Chroma (chromatografie)

Een bodemextract trekt in een met zilvernitraat voorbehandeld filtreerpapier en geeft dan een beeld, een chroma, van de bodem. Met deze methode wordt de samenhang tussen de bodem, humus en het bodemleven in beeld gebracht.

Compost

Verteerd organisch materiaal dat direct beschikbaar is voor de bodem om op te nemen als nutriƫnten.

Doelsoort

Een soort waarvan het behoud, herstel, of terugkeer in een bepaald gebied als doelstelling
van het beheer wordt gezien

eDNA - analyse

eDNA staat voor environmental DNA. eDNA is DNA dat in het milieu (bijvoorbeeld in een bodemmonster) aanwezig is. eDNA kan afkomstig zijn van dieren of planten die sporen van DNA achterlaten in het milieu, of van micro-organismen die als geheel in het monster aanwezig zijn. Zonder het organisme waar te nemen of te isoleren, kan de aanwezigheid door middel van eDNA aangetoond worden.

Humus

Stabiele organische stof geproduceerd door bodemorganismen uit plantaardig materiaal, bestaande uit onder andere humuszuren, aminozuren en complexe koolwaterstoffen. Vaak wordt het woord humus gebruikt als synoniem voor compost, dit is onjuist.

Humuszuur

Humuszuren zijn een klasse van hele stabiele verbindingen in de bodem die gemaakt zijn door het bodemleven uit volledig verteerd organisch materiaal.

Indicatorsoort

Een soort die bepaalde milieuomstandigheden aangeeft doordat deze hier karakteristiek op reageert.

Klei-Humus Complex

Het totaal van negatief Ć©n positief geladen organische stofdeeltjes en bodemmineralen waaraan kationen en anionen geadsorbeerd zitten.

Natuurdoeltype / -ambitie

Type natuur waar de beheerder naar toe wil.

Nova-bioscan

Onder een microscoop wordt volgens een vast protocol de aanwezigheid van micro-organismen zoals schimmels en bacteriƫn in een bodemmonster beoordeeld.

N-Totaal

De totale hoeveelheid stikstof, zowel organisch gebonden als anorganisch, in de bodem.

Organische mest

Organische mest die is opgebouwd uit natuurlijke grondstoffen die afkomstig zijn van dierlijk en/of plantaardig materiaal.

Organische stof

Al het levende en dode materiaal in de grond van organische herkomst. Hoofdzakelijk van plantaardige oorsprong en variƫrend van levend materiaal (wortels, bodemleven) tot plantenresten in verschillende stadia van afbraak en omzetting.

pH

pH is een maat voor de zuurgraad. De pH wordt bepaald door de hoeveelheid H+ ionen in de bodem. Er zijn een aantal manieren om pH te meten.

pH H2O

pH H2O meet de vrije H+ ionen in de bodem en niet de H+ gebonden aan het klei-humus complex. De pH H2O is gemiddeld 0,7 (0,3-1,1) hoger dan pH KCl. pH H2O is internationaal de meest gangbare methode.

pH KCL

pH KCl meet alle H+ ionen in de bodem en is daarmee lager dan pH H2O. In Nederland en Vlaanderen is pH KCl gangbaar.

Plant beschikbaar

Plant beschikbaar betekent de voedingsstoffen die in het bodemwater opgelost zijn en direct door de plant opgenomen kunnen worden.

P-Olsen

P-Olsen is een extractiemethode waarbij een benadering van het plant beschikbare deel van het fosfaat in de bodem wordt bepaald. P-Olsen meet fosfaat opgelost in het bodemwater, fosfaat geadsorbeerd aan het klei-humuscomplex en een deel van het organisch gebonden fosfaat.

Potentieel natuurlijke vegetatie (PNV)

De PNV beschrijft hoe de vegetatie eruit zou zien op basis van standplaats, biotische en abiotische factoren, zonder menselijke tussenkomst en grote verstoringen.

Referentiegebied

Gebied in de omgeving van het projectgebied met overeenkomstige abiotische omstandigheden, maar een beter ontwikkelde flora en/of fauna dat gebruikt kan worden als voorbeeld voor het projectgebied.

TEC

CEC inclusief H+ ionen

Vitale bodem

Zie bodemvitaliteit.

Weerbaarheid

Zie bodemweerbaardheid.